Daktuin bij dubbelwoonst in Leuvense stadsrand.
Concept:
2 aansluitende zeer onderhoudsvriendelijke tuinen op een parking met subtiele verschillen en mooie bloeiaccenten doorheen het jaar.
Dit project is gelegen in de Leuvense groene stadsrand. Nieuwbouw verkaveling van reeks villa-appartementen waar 2 eigenaars vragen om hun aanpalende tuinen gemeenschappelijk te ontwerpen. De tuinen liggen voor meer dan de helft op het dak van de parking. Er is dus amper 15cm daktuinsubstraat. Ze wensen beide een zeer onderhoudsvriendelijke tuin die in elkaar lijkt over te lopen en voldoende privacy geeft. Daarnaast moet elke tuin ook enkele belangrijke individuele, persoonlijke accenten bezitten. De scheiding en buffer tussen beide tuinen wordt gevormd door een collectie van historische Rhododendroncultivars, zoals ook te vinden zijn in de omliggende tuinen van kasteeltjes en oude villa’s. Ze zorgen voor opeenvolgende kleurnuances van april tot juni. De zomermaanden en de herfst krijgen kleur door enkele groepen vaste planten die ideaal gedijen in dit doorlatende magere daktuinsubstraat en in het oog springen door een zeer lange bloeiperiode.
Er is bewust gekozen om gras te vervangen door een droogte resistente bodembedekkende Juniperussoort die in de zomer niet extra hoeft beregend te worden. Een speels pad met grote betontegels zorgt ervoor dat men door de tuin kan wandelen.
Het magere bodemsubstraat en de bodembedekkende Juniperus zijn ideaal om de sporen van morilles paddestoelen op te enten. Reeds vanaf het eerste jaar was er een rijke oogst aan morilles.
Enkele treurperenbomen, die compact blijven zorgen met hun grijze blad, een zuilvormige Magnolia en enkele winterbloeiende toverhazelaars zorgen voor een derde dimensie en extra kleur op onverwachte momenten van het jaar.
Wens klanten en probleemstelling:
De beide eigenaars van deze dubbelwoonst wensten een onderhoudsvriendelijke tuin die visueel aansloot bij de omgeving, de groene stadsrand van Leuven die verkaveld werd in de late 19de en de vroege 20ste eeuw.
Er moest ook kleur in de tuin zitten, liefst het hele jaar door en aandacht zijn voor planten die goede leveranciers waren van nectar en pollen voor bijen. Beide tuinen moesten visueel een eenheid vormen, maar toch voldoen privacy geven aan de bewoners. In één tuin was reeds de bonte tulpenverzameling, die de eigenaar had meegenomen uit zijn vorige woning, aangeplant. Bij de conceptvorming en aanplant diende hiermee rekening gehouden te worden.
Het grootste probleem was dat de beide tuinen zich voor 70% boven de ondergrondse parking bevonden. Er was dus slechts 15 cm daktuinsubstraat. Om zo milieubewust te werken werd van meet af aan besloten niet te werken met een automatische beregening en een grasmat. Een grasmat op een daktuin moet tijdens de zomer permanent beregend en gevoed worden. Het overschot aan water spoelt met het teveel aan voedingstoffen uit naar de riolering en zorgt zo in de de aanpalende beken en rivieren voor een stikstofvervuiling en exponentiële algengroei.
In de zone buiten de daktuinen zaten de regenputten. De aanvulgrond die er gebruikt werd, was van dusdanige slechte kwaliteit dat ook hier vooral moest gewerkt worden met zeer sterke planten of oppervlakkig wortelende planten omdat enkel de bovenlaag kon verbeterd worden.